tegenlicht > thema's > de kloofdichters

de 'have-nots' worden veel besproken - maar wie praat met ze?

Er loopt een kloof door Nederland. Tussen arm en rijk, hoog- en laagopgeleid. De have-nots worden uitvoerig besproken - maar wie praat met ze? Journalist/schrijver Hizir Cengiz reflecteert in een column op het Tegenlicht-thema van januari, De Kloofdichters. 'Ik zie geen kloven. Enkel bergen, waarvandaan mensen op anderen neerkijken die ze minder bekwaam vinden.'

Hizir Cengiz, 28 januari 2023

Over Hizir Cengiz

Hizir Cengiz (1999) groeide op in de Haagse Schilderswijk. Gedurende zijn kindertijd ziet hij met eigen ogen wat de impact is van de kansenongelijkheid tussen zijn buurt en andere buurten in het land. Cengiz is op jonge leeftijd zelf gaan schrijven over die ongelijkheid en andere thema’s. In 2017 won hij op achttienjarige leeftijd de eerste Jan Paul Bresser Prijs, voor journalisten die over Den Haag schrijven. Je leest zijn woorden onder andere bij De Correspondent, De Groene Amsterdammer en De Kanttekening.

Het liefst voer ik geen semantische discussies, uit angst dat het afleidt van het ware probleem. Maar woorden die worden benut behelzen gevoelens en beelden. Neem bijvoorbeeld ‘laag- en hoogopgeleid’. Of het woord ‘kloof’, waarover de themamaand van Tegenlicht gaat. Men spreekt te pas en te onpas over 'kloven' en doelt daarmee op tegengestelde opvattingen en nog vaker op de afstand tussen groepen. Er is echter een probleem met het woord 'kloof': het doet geen recht aan de werkelijkheid.

Ik moet denken aan Samia Boukhizzou, twintiger, pas haar mbo-diploma behaald en oud-bestuurslid van Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB MBO). Ze houdt zich bezig met wat anderen 'de kloof tussen laag- en hoogopgeleid' noemen. Boukhizzou is het type dat naar een evenement over het mbo gaat, om de microfoon vraagt en, soms met trillende stem, vraagt wie van de sprekers zelf een mbo-opleiding heeft gevolgd en daarom ervaringsdeskundige is. Vaak zijn de enigen die hun hand opsteken de dames en heren die met een schort en dienblad rondlopen. Daarmee laat Boukhizzou zien: keer op keer wordt óver MBO'ers gesproken, vrijwel nooit mét.

Onlangs interviewde ik Boukhizzou. Ze vertelde over de discriminatie die ze ziet en ervaart als mbo’er. Bijvoorbeeld in de basisschoolklas waar ze stage liep. 'Wie zich niet gedraagt, belandt op het mbo', zei de leerkracht keer op keer tegen de leerlingen. Zo ontstaat bij die leerlingen het idee dat het mbo louter is bedoeld voor stoute jongetjes en meisjes.

Daar begint het, op de basisschool. En later, als ze mbo-studenten – excuus, mbo’ers – zijn, worden ze wellicht geweigerd in een café, of tijdens de introductieweek, bij een studentenvereniging - want 'mbo'ers zijn geen studenten'. Die afstand tussen praktisch en theoretisch opgeleiden is een keuze, een uiting van minachting.

'er wordt keer op keer óver en vrijwel nooit mét die groep wordt gesproken'

Het woord 'kloof' doet geen recht aan de werkelijkheid: de fysieke afstand is immers minimaal. Die zogenaamde laag- en hoogopgeleiden wonen vaak naast, of op z’n minst op een steenworp afstand van elkaar, geraken in elkaars leefwereld, doordat ze werken in hetzelfde gebouw, op dezelfde evenementen verschijnen. We zien elkaar, zien wat er misgaat, kunnen er in ieder geval over lezen. Er is dus geen grote fysieke afstand tussen die twee groepen. Maar vaak wel een verschil: in toegang tot economische en bestuurlijke macht, ruimte en geluk.

Niet alleen daarom vind ik het vreemd als gesproken wordt van ‘een kloof’. Maar ook omdat het me doet denken aan hetgeen journalisten en politici vaak zeggen in tijden van recessie: dat we allen in hetzelfde schuitje zitten. Terwijl dat kolder is. Daarmee wordt namelijk ontkend dat sommigen meer geluk hebben, we lang niet vanuit hetzelfde punt vertrekken, ons niet op gelijke grond begeven.

'De kloof', dat begrip verkruimelt de schuld. Alsof de oorzaak van het verschil tussen groepen een keuze van allen is. Een kloof, ontstaan door wie en wat? Eigen schuld, het systeem? Het woord ‘kloof’ kan gebruikt worden om de anderen, degenen met minder bestuurlijke of economische macht, (mede)verantwoordelijk te maken.

Nog een voorbeeld: de schuld delen of verschuiven doen we ook als we spreken van 'mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt'. We zeggen niet dat de arbeidsmarkt ontoegankelijk is, nee, de mensen zelf zijn de oorzaak. Of als het gaat over ‘afgehaakten’: het is niet de overheid die anderen doet afhaken, nee, de lageropgeleiden zelf zijn de schuld: zij hebben zogenaamd lak aan de samenleving en keren anderen de rug toe.

'ik zie geen kloven, maar juist een land vol bergen'

Het wijzen naar de mensen zonder macht gebeurt zonder gêne en met veel gemak. Ook in ons taalgebruik. Maar het gedrag van de machthebbenden, hun dedain en minachting, benoemen we zelden. Datzelfde geldt voor de ‘kloof' tussen, bijvoorbeeld, laag- en hoogopgeleiden’: het gebruik van het woord 'kloof' verbloemt de minachting die machthebbenden voelen voor mensen zónder macht.

Ik zie geen kloven. Ik zie een land vol bergen, vanwaar mensen op anderen neerkijken, pratend over groepen waar ze geen onderdeel van zijn, omdat ze zichzelf bekwamer vinden. Alleen daarom is het gepaster om dát woord te gebruiken: 'bergen'. Alhoewel, misschien heb ik wel zo’n moeite met het begrip ‘kloof’ door domweg het beeld dat ik erbij heb: een rechte grond met scheuren.