Jongeren die seksueel worden uitgebuit, hebben vaak al een wolk aan hulpverleners om zich heen. Signalen van mensenhandel zijn binnen de instelling soms wel bekend, maar bereiken de politie niet. Zes jaar na een ambitieus actieplan hapert de samenwerking tussen hulpverleners en agenten nog altijd.

Ze was al een paar weken zoek en hulpverleners maakten zich ernstige zorgen. ‘Meisje X’ had immers al een ‘turbulent leven achter de rug’ en was al eerder slachtoffer van seksueel geweld. Het meisje zat in verschillende instellingen en liep daar vaak weg. Op het bureau van de Haagse politie beschrijft rechercheur Krista nauwgezet een casus die ze zich nog goed kan herinneren. Haar achternaam wil ze liever niet in dit artikel. Als operationeel specialist bij het team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel helpt het om relatief anoniem je werk te kunnen doen. ‘Het kan heel handig zijn om niet op het internet te vinden te zijn.’

Het zijn Krista en haar collega’s die in actie komen bij vermoedens van mensenhandel, zoals na de melding over meisje X. Rechercheurs komen het zeventienjarige meisje op het spoor. Ze zou zich bevinden in een woning van een man – begin 20 – met ‘een waslijst aan antecedenten op zijn naam’, zoals: diefstal, heling, straatroof en mishandeling. In het huis treft de politie niet alleen het vermiste meisje, maar ook een leeftijdsgenootje aan (‘Meisje Y’). Ook zij blijkt te zijn weggelopen uit een jeugdzorginstelling. Beide meisjes werkten in de prostitutie voor de man, zal later uit het opsporingsonderzoek blijken.

De rechercheurs nemen contact op met de jeugdzorginstelling, waaruit meisje Y is weggelopen. Geconfronteerd met de ernstige situatie die de agenten hebben aangetroffen, toont een begeleider van het meisje zich allerminst verrast. Krista: ‘De begeleider zei: ‘We weten allemaal dat zij zich vermoedelijk prostitueert.’ Hulpverleners blijken al jaren zorgen te hebben. Ook hebben ze aanwijzingen dat klanten zich via social media melden, maar deelden deze signalen niet met de politie.

‘Met die informatie hadden we misschien kunnen zorgen dat dit meisje eerder uit de prostitutie was gehaald’, verzucht Krista. Het verhaal is volgens haar illustratief voor de soms stroeve samenwerking tussen hulpverleners in jeugdzorg en de politie-eenheden die belast zijn met de opsporing van mensenhandel. Signalen die kunnen duiden op uitbuiting van minderjarigen worden door hulpverleners te weinig gedeeld, waardoor de politie er maar moeilijk grip op krijgt.

‘Sneeuwbaleffect’

CoMensha, het coördinatiecentrum dat mensenhandel in Nederland monitort, registreerde 110 minderjarige slachtoffers over 2019. Opsporingsdiensten zijn verplicht bij CoMensha te melden, dat geldt niet voor jeugdzorginstellingen. De meldingen komen met name van de politie en zorgcoördinatoren. Het geringe aantal meldingen staat in schril contrast met de vermoedelijke omvang van de problematiek. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel schat dat jaarlijks 1.300 kinderen seksueel worden uitgebuit.

Het gebrek aan concrete signalen maakt het voor de politie ingewikkeld om mensenhandel op te sporen, licht specialist Krista toe. ‘Je zal kinderen nauwelijks aantreffen achter het raam of in een seksclub. Dat is ook logisch, want dat mag niet en dit wil je verbergen.’ De seksuele diensten van kinderen worden aangeboden via versleutelde chatdiensten zoals Telegram of WhatsApp. Vervolgens ontmoeten ze hun klanten in auto’s, hotelkamers of ergens thuis. Soms vinden agenten zo’n meisje na een melding van geluidsoverlast. ‘Dan wordt ze in een junkpand aangetroffen met een aantal kerels die geen goed verhaal hebben. Maar er liggen wel overal condooms. Dan belt de agent ons team.’

De verhalen van de meisjes X en Y zijn kenmerkend voor het soort zaken die op het politiebureau belanden. Opvallend vaak betreft het meisjes die al hulp krijgen. Deze kinderen krijgen thuis hulpverleners over de vloer of wonen in jeugdzorginstellingen. In de meest gesloten instellingen – JeugdzorgPlus – leven jongens en meisjes met vaak een mix van problemen, zoals: trauma’s, een verslaving of agressie. Omwille van hun veiligheid, bijvoorbeeld het risico op uitbuiting, zijn de kinderen door een rechter ‘gesloten geplaatst’.

Juist de meest ‘ernstige gevallen’ die het Haagse mensenhandelteam opspoort, zijn vaak al eerder weggelopen uit JeugdzorgPlus, legt Krista uit. Na een tijd ‘vergaat’ hun plek in de instelling. Als een kind weer wordt teruggevonden, moet het vaak naar een andere locatie verhuizen. ‘Deze meisjes hebben op zoveel plekken gezeten dat ze veel kinderen uit andere instellingen kennen.’ Ze ziet hierdoor een soort ‘sneeuwbaleffect’ ontstaan, waarbij kinderen elkaar meenemen naar foute plekken. ‘Dan loopt een minderjarige weg uit een instelling, komt bij een foute kerel terecht en geeft daarna dat adresje door aan de andere meiden in de instellingen. Dan zegt een meisje: ‘Joh, als jij ook wegloopt, kan je daar wel verblijven. Dan moet je misschien dit en dat doen, maar dat is het wel waard.’

Actieplan

Dat zulke signalen nauwelijks de instanties bereiken die er zicht op moeten hebben, staat al langer op de politieke agenda. Een commissie onder leiding van oud-Kamerlid Naïma Azough lanceerde in 2014 een actieplan om de signalering en registratie van slachtoffers uit jeugdzorg te verbeteren. Toen al constateerde de commissie dat het professionals in de jeugdzorg ‘ontbreekt’ aan kennis over mensenhandelproblematiek en de signalen die hier mogelijk op wijzen. Ook schreef Azough: ‘Het is voor veel professionals onduidelijk wat goede vervolgstappen zijn, bij wie je moet of kan melden, wat de consequenties zijn voor het (vermoedelijke) slachtoffer, voor het vertrouwen in de werkrelatie, en voor de eigen veiligheid.’

Om de samenwerking tussen zorginstellingen en de opsporing te verbeteren, schreef de commissie een ‘handreiking’ voor hulpverleners, met daarin concrete tips als: ‘Nodig de politie uit voor informeel contact met de medewerkers en de meisjes (bijvoorbeeld via een spreek­ of vragenuurtje of laat ze mee-eten).’ Een ander belangrijk doel: de aangiftebereidheid bevorderen. Slachtoffers doen dat vaak niet, uit angst voor repercussies of omdat ze zichzelf niet als slachtoffer zien. Daar komt bij dat het vertrouwen in de politie laag is en het strafproces als belastend wordt ervaren.

Blauwe plekken

Dat maakt mensenhandel een ‘haaldelict’, zegt specialist Krista. De lage bereidheid om aangifte te doen, betekent dat de politie zelf op zoek moet naar informatie. Hulpverleners spelen een belangrijke rol in de opsporing van slachtoffers en daders. Ze kunnen vermoedens die wijzen op mensenhandel delen, legt Krista uit. Dat is dus niet alleen de vondst van twintig condooms op de kamer van een tiener. ‘Het is in combinatie met andere signalen. Bijvoorbeeld dat het meisje blauwe plekken heeft of dat ze een fout vriendje heeft.’ Het kan ook een briefje zijn waarop de prijzen van seksuele handelingen staan, gevonden op de kamer van een kind. (‘Pijpen is zoveel euro.’) Alle stukjes informatie bij elkaar opgeteld, kunnen leiden tot een strafrechtelijk onderzoek buiten de aangifte van een slachtoffer om. Dat heet ‘opplussen’ in politietaal.

Toch krijgt de politie, ruim zes jaar na de aanbevelingen van de Commissie Azough, nog altijd weinig signalen van hulpverleners. Volgens Krista is een belangrijke oorzaak de onduidelijkheid over welke informatie wél en niet gedeeld mag worden. Krista: ‘Soms blijken hulpverleners bergen met informatie wel te hebben, maar niet te hebben gedeeld. Als je wilt formaliseren, oftewel: getuigenverklaringen of een aangifte wilt, dan is daar huivering. Mogen hulpverleners dat wel juridisch? Is dat verstandig voor de relatie met de cliënt?’

Ina Hut – directeur-bestuurder bij CoMensha – beaamt dit. Volgens haar speelt de privacywetgeving daar een grote rol in. ‘Door de invoering van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) is het delen van informatie door jeugdzorginstellingen onder een vergrootglas komen te liggen. Jeugdzorginstellingen die eerder wel deelden, doen dat nu niet of minder.’

Volgens Hut delen hulpverleners in een levensbedreigende situatie wel, maar het gaat juist om de situaties waarin dat minder duidelijk is. Ze vindt dat sommige hulpverleners de AVG-regels ‘te nauw interpreteren’. ‘Men kiest dan vaak voor de veilige route.’ Hut vindt dat de AVG ruimer moet worden geïnterpreteerd en pleit voor een wettelijke plicht voor jeugdzorginstellingen om te melden bij CoMensha en te delen met de politie.

Scherpe keuzes

In de tussentijd worden verschillende initiatieven ontplooid die de schroom om informatie vroegtijdig te delen moeten doorbreken. Het ministerie van Justitie en Veiligheid verspreidde onlangs een 72-pagina’s-tellend document, getiteld: ‘De aanpak van mensenhandel en het gebruik van persoonsgegevens.’ Over wat instanties, zoals zorgverleners, politie en gemeenten wel en niet mogen verzamelen, gebruiken en delen in welke situaties. Krista vindt de handreiking te complex. ‘Ik kan in ieder geval niet exact aangeven wat jij wel en niet met mij mag delen.’

Een pas opgetuigde ‘proeftuin’ moet jeugdzorginstellingen en politie-eenheden nader tot elkaar brengen. Vier instellingen en eenheden doen mee aan het project, dat zich onder meer richt op vroegtijdig ingrijpen bij vermoedens van mensenhandel en het tegengaan van versnippering en het verschil in risicotaxatie binnen de politie. Hulpverleners maken samen met de politie een top 5 of top 10 met kinderen uit ‘hun’ instelling die vermoedelijk al uitgebuit worden of waar een hoog risico is op uitbuiting. Over deze kinderen worden minimaal zes maanden lang signalen uitgewisseld die kunnen duiden op mensenhandel.

Toch is het de vraag of hierdoor ook meer zaken tot vervolging zullen leiden. Nu al kan het jaren duren voordat verdachten voor de rechter verschijnen, als dat al gebeurt. ‘Zeker zaken met veel slachtoffers en veel verdachten zijn complex om uit te zoeken’, legt Krista uit. Daarbij kampt de politie met een tekort aan personeel. Ook Krista kan daarom niet zeggen of meer informatie tot meer zaken leidt. ‘We zijn verplicht signalen te onderzoeken, maar niet alles is een opsporingsonderzoek waardig. Als je meer signalen binnenkrijgt en je hebt dezelfde capaciteit, moet je scherpe keuzes maken.’

Reactie Jeugdzorg Nederland

Voor jeugdzorgprofessionals staat de hulp aan de jongere voorop. Om de juiste hulp te kunnen geven is een vertrouwensband met de jongere nodig, moet de professional op veel signalen letten en vaak ook op zoek gaan naar het probleem achter de hulpvraag. Het kost dus tijd om (zeker) te weten dat een jongere slachtoffer is van mensenhandel. Daarnaast moeten professionals continu laveren tussen enerzijds het opbouwen van de hulpverleningsrelatie/vertrouwensband met de jongere en anderzijds de meer ‘zakelijke’ kant van de aanpak van mensenhandel, zoals melding, registratie, aangifte etcetera. Terwijl die zakelijke kant de relatie/vertrouwensband weer negatief kan beïnvloeden.

Tegelijk zeggen we ook dat het nog wel beter kan. Jeugdzorgprofessionals zouden beter getraind kunnen worden in het herkennen van signalen en het aanstellen van een aandachtsfunctionaris binnen een organisatie zou ook kunnen helpen. (Zie daarvoor de aanbevelingen van het onderzoek dat we onlangs samen met het NJi, CoMensha en de Universiteit Tilburg publiceerden).

Meer over jeugdzorg

Zorg

6 items

We worden ouder en blijven langer gezond, mede dankzij snelle ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Maar wat gebeurt er achter de deuren van het laboratorium en de boardrooms? Wie profiteert er feitelijk van de vooruitgang en wie trekt aan het kortste eind?

Dossier