Lopendebandwerk (3)

Leo en Kubus

In aflevering 3 samen met hiphop-producer Kubus volgen we Leo (69). Ooit was hij vrachtwagenchauffeur en had de wijde wereld als werkterrein. Nu staat hij de hele dag op een paar vierkante meter, en stopt metalen vaten in een machine. Zo’n 500 keer per dag: ‘pak een vat, deurtje open, vat erin, op de knop drukken en klaar’. Toch is dit werk zijn redding.

Deze podcast is tot stand gekomen met steun van het NPO-fonds.

Kubus openhartig over zijn eigen arbeidsverleden:

door Jonathan Maas

Bart van de Werken, bekend als Kubus, liep een dagje mee in de fabriek voordat hij de studio in dook om muziek te maken bij Leo’s verhaal. Opnameapparaat bij de hand, want de fabriek bleek een speeltuin qua geluid. ‘De hele dag worden daar olievaten gerecycled’, vertelt Kubus. ‘Veel metaal en machines; lekkere herrie! Wel confronterend om te bedenken dat iemand daar hele dagen aan een lopende band metalen deksels in een machine staat te stoppen, waar dan weer gaten in worden gestanst. Vreselijk! Het viel me wel op dat de mensen die daar aan het werk waren er niet ongelukkig uitzagen. Ik zou er zelf niet goed tegen kunnen.’

Hoe Kubus dit zo sterk denkt te weten? Uit ervaring. Voordat hij zich fulltime met muziek bezighield, werkte hij op een postsorteercentrum. Puur voor het geld, om de huur te betalen; hij was net twintig en woonde op kamers. ‘Ik stond aan de lopende band waarop pakketjes werden gestort en ik moest die sorteren op straat en huisnummer. Mijn fabriek leek op die van Leo: een kille ruimte waar alles van metaal en beton was; en daar liepen collega’s met werkschoenen, bodywarmers en veiligheidsjassen.’

'Nu werk ik aan mijn eigen droom, terwijl je in een fabriek staat te werken aan de droom van iemand anders te werken'

Kubus

deprimerend

‘Ik deed nachtdiensten van zes uur. Ik was jong, had energie en ik kreeg in de nacht een fijne toeslag. Als ik het nu weer zou moeten doen, zou ik het deprimerend vinden, maar toen was het eigenlijk best leuk: met collega’s ouwehoeren, blowen in de pauze, met een groepje van vier naar de fabriek toe fietsen en met hetzelfde groepje in de nacht weer terug om daarna thuis nog met elkaar te gamen.’

‘In de fabriek keek ik ieder uur op de klok. Ik had echt het gevoel dat ik daar mijn levenstijd stond te verkopen. Natuurlijk is het zo dat je als muzikant jezelf ook verkoopt, maar nu werk ik aan mijn eigen droom, terwijl je in een fabriek staat te werken aan de droom van iemand anders te werken, aan die van je baas.’

‘Ik denk dat ik af en aan twee jaar in het sorteercentrum heb gewerkt, onderwijl aanrommelend met andere baantjes tussendoor. Zo ben ik ook stratenmaker en verkeersregelaar geweest. Ik ben vanuit mijn jeugd door mijn ouders nooit gestimuleerd om serieus na te denken over wat voor werk bij me zou passen; ik moest het zelf uitvinden. Uiteindelijk had ik met al die baantjes op een zeker moment wel zoiets van: hier neem ik geen genoegen mee, ik heb meer in mijn mars. Als je met fabriekswerk genoegen kunt nemen en je hebt er je sociale leven opgebouwd, dan is dat prima. Maar ik had dat niet. Nu ik heb gezien wat er allemaal nog meer te krijgen is in de wereld kan ik me echt niet voorstellen dat ik ooit nog in zo’n fabriekshal kan staan.’

‘Grappig genoeg hebben die baantjes van destijds wel bijgedragen aan mijn muzikale carrière'

Kubus

dankbaarheid

‘Grappig genoeg hebben die baantjes van destijds wel bijgedragen aan mijn muzikale carrière. Met het geld dat ik verdiende, kocht ik instrumenten. Of platen. Het geld dat ik overhield was voor de huur. Uiteindelijk ben ik in de muziek verder gegaan en had ik die baantjes niet meer nodig. Zou ik jonge mensen nu stimuleren om ook dat soort baantjes te doen als ik vroeger deed? Nee, ik zou het pas doen wanneer je niets anders om handen hebt. Het is beter dan thuis zitten. Maar ik denk dat je tegenwoordig je geld ook op andere manieren kunt verdienen, via Instagram ofzo. Lijkt mij een stuk leuker dan aan een lopende band staan. De wereld waarin ik me nu bevind staat zo ver af van zo’n fabriekshal. Koud en nat en met baasjes die met te witte tanden en een dikke wagen voor de deur een beetje rondlopen terwijl jij het minimumloon staat te verdienen. Daar moet je wel tegen kunnen.’

‘Wat ik er wel aan heb overgehouden, is een dankbaarheid voor de mensen die dit dat soort werk doen. Mijn post wordt bezorgd. Ik kan mijn boodschappen doen in de winkel terwijl er meisjes achter de kassa zitten. Allemaal baantjes die ik niet meer zou willen doen. We vloeken allemaal als we om moeten rijden wanneer er weer een straat is opengebroken, maar daarna rijd je toch weer over een mooie nieuwe straat. Waar iemand hard aan heeft gewerkt. Daar ben ik me wel bewust van.’