In Amsterdam is vanmiddag de VPRO Bob den Uyl Prijs uitgereikt aan Dore van Duivenbode voor haar boek Mijn Poolse huis (De Geus). De prijs voor het beste Nederlandstalige reisboek uit het afgelopen kalenderjaar bestaat uit een geldbedrag van 7500 euro.

Dore van Duivenbode ontving de prijs uit handen van juryvoorzitter Esther Op de Beek. In Mijn Poolse huis vertelt Van Duivenbode over de onbezorgde zomers die ze als dochter van een Poolse moeder doorbracht in het familiehuis vlak bij Auschwitz. Haar terugkeer naar dit ‘schuldige landschap’ met de vraag of ze het huis zal verkopen, roept vragen op over individuele en collectieve verantwoordelijkheid voor het verleden. Een aangrijpende geschiedenis, een small history, die niet groot gemaakt wordt, terwijl zij dat juist wel is.

De overige genomineerde titels waren:

Fleur van der Bij – De Nijl in mij. Een ontdekkingsreis naar het hart van de waanzin (AtlasContact)

Mathijs Deen – Over oude wegen. Een reis door de geschiedenis van Europa (Thomas Rap)

Pieter Giesen – Retour de France. Over de route nostalgique naar het Frankrijk van nu (Thomas Rap)

Edwin Timmer – Langs de muur van Trump. Van Harlingen naar Tijuana (Volt)

Lees meer over de andere genomineerden.

De jury werd dit jaar gevormd door voorzitter Esther Op de Beek (universitair docent Moderne Nederlandse letterkunde te Leiden), Eefje Blankevoort (journalist), Judith Eiselin (recensent NRC Handelsblad), Thomas Heerma van Voss (schrijver) en Roman Helinski (schrijver).

Op zondag 2 juni is Dore van Duivenbode te gast in VPRO Boeken. Deze uitzending begint om 11.20 uur op NPO 1. 

Van de godganse Ganges tot een paradijs in de polder; van correspondentencolumns tot hybride filotainment; van de reizen van de eerste mens tot de actualiteit van ontelbare vluchtelingen: als er één genre is dat zich niet laat begrenzen, dan is het de reisliteratuur. Misschien wel meer dan ooit, zo concludeerden de juryleden van de Bob den Uylprijs 2019 na het lezen van de 55 boeken, die dit jaar meedongen naar de prijs voor het beste literaire reisboek in het Nederlandse taalgebied.

We staken grenzen mee over op zoek naar de gelukkigste plaatsen ter wereld, naar de verhalen achter het nieuws, naar de feiten achter bier; we zochten naar de onfatsoenlijke medemens, de ander in onszelf, of een plek om de tent op te zetten. We werden aangespoord om grenzen te overdenken, maar ook, en dat was lastig, om grenzen te trekken.

Hoe het kaf van koren te scheiden als het graan zo bont is?  Waarom brengt een op zichzelf schokkende geschiedenis nauwelijks iets teweeg, zelfs niet bij een – aldus een van de juryleden ‘absolute oorlogsgebieden-fetisjist als ik’, terwijl een simpele wandeltocht in de regen epische proporties kan krijgen: De poncho must go on.

Onze discussies en afwegingen daaromtrent voerden vaak terug op de kunst van het doseren. De lengte en compositie van verhalen moeten evenwichtig zijn, de hoeveelheid beschrijving en beleving in balans. Zwaarte heeft een flinke dosis humor of lucht nodig; ontroering niet teveel sentimentaliteit en een reiziger die vooral over zichzelf schrijft: toch tenminste énige zelfrelativering.

Lastiger was het om te bepalen of we de heerlijke boeken die we overhielden ook ‘literaire reisboeken’ wilden noemen. Wat te doen met uitstekende (biografische) onderzoeksjournalistiek - zoals Thomas Ruebs Laura H. of Olivier van Beemens Bier in Afrika? Draaiden die boeken uiteindelijk ook, of ook genoeg, om reizen? Uiteindelijk kozen we voor de beste vijf reisverhalen waarin het, in alle diversiteit, in de eerste plaats draait om wat het betekent, met zich meebrengt of heeft opgeleverd, om te reizen.

In De Nijl in mij treedt Fleur van der Bij in de voetsporen van de ontdekkingsreiziger Juan Maria Schuver. Zichtbaar geïnspireerd door de boeken van Frank Westerman, vervlecht Van der Bij het leven van Schuver en het obsessieve speurwerk naar zijn doodsoorzaak met haar eigen avontuur langs de oevers van de Nijl. De contactpersonen, de helpers, de reisgenoten: allen vragen zich af wat die ongehuwde, kinderloze vrouw eigenlijk alleen in den vreemde beweegt. Hoewel zij dit zelf aanvankelijk vooral als een cultuurverschil interpreteert, ligt – zo ontdekken wij gaandeweg – in die obsessie toch ook de kiem voor de waanzin waar de reis heenvoert. De radeloosheid over een ingrijpende gebeurtenis in haar eigen verleden kan niet langer worden weggestopt door andermans verleden op te schonen: de Nijl in haarzelf blijkt moeilijker in te dammen dan de rivier waarlangs ze verdwaalt. Een knap gecomponeerd en aangrijpend debuut, waarin zonder sentiment de ondermijnende werking van een overweldigend verdriet invoelbaar gemaakt wordt.

Ook Mijn Poolse huis van Dore van Duivenbode is een reis door het eigen én door andermans verleden. In een mix van autobiografie en documentaire vertelt Van Duivenbode over de vele onbezorgde zomers in het familiehuis in Auschwitz. Haar terugkeer naar dit ‘schuldige landschap’ met de vraag of ze het huis zal verkopen, roept vragen op over individuele en collectieve verantwoordelijkheid voor het verleden. Met veel oog voor detail, voor de geur en geluiden van de marters in het huis, voor de toon waarop inwoners over de restanten van de kampen spreken – of liever niet, voor de affectieve relatie met plaatsen en de mensen die daar zijn, of niet meer, beschrijft ze hoe het verleden, naarmate ze ouder wordt, steeds diffuser wordt. Tegelijk kwetsbaar en ‘kerelachtig ontroerend’ - tegelijk serieus en komisch (wie wil er niet elke zomer naar Polen in een glanzend roze barbiebus, met tetris op de gameboy!), reflecteert Van Duivenbode op de het gegeven dat geschiedenis afhankelijk is van het heden.

Dat reizen door het verleden, ook virtuele reizen, iets over vandaag kunnen zeggen, bewijst Mathijs Deen. Het E-wegennet van Europa, of preciezer, het nooit volledig gerealiseerde ideaal van uniforme lange-afstandsroutes, naar Amerikaans model, inspireerde hem tot een zoektocht naar de wortels van de ambivalente houding van Europeanen ten opzichte van de Europese gedachte. Niet alleen het gegeven, ook de uitwerking is ambitieus, origineel, en wat ons betreft slim gekozen: de focus op historische reizigers en hun motieven, dwars door de tijd en over het continent heen, maakt het mogelijk een geschiedenis van reizend Europa tot leven te brengen. Virtuoos koppelt Deen historische kennis – over de ketel van Obelix of de vertaling van Spaanse toneelteksten in Nederland – aan bodemonderzoek naar de veenlijken; archeologie aan historische letterkunde, antropologie aan sociologie. Dat niet alleen: hij brengt de betrokkenen tot leven, door hen een stem, gevoelens en gedachten te geven. De smeuïge verhalen die dat oplevert getuigen van een enorme verbeeldingskracht, eruditie en stilistisch meesterschap.

Over Retour de France van Peter Giesen moeten we eerlijk zijn: we hadden zo onze vooroordelen. Het zullen de titel en de nostalgische Simca Aronde op het omslag zijn geweest, die vooral de zelfverklaarde Frankrijk-haters onder ons, deed vermoeden hier te maken te hebben met het zoveelste met-George-Brassens-onder-een-pittoreske-plataan-Francofielenboek. En, zo vraagt de auteur ook in de inleiding, wie wil daarover na Bataclan überhaupt nog een romantisch boek lezen? Maar Giessen verraste ons danig. Aan de hand van de Route nationale 7 onderzoekt hij de Franse cultuur van nu; daalt hij af naar de diepere aardlagen van het land. Waarom geen contactpagina op websites van Franse instanties – wat heeft dat met de Franse hofcultuur te maken? En waarom zijn Fransen gemiddeld pessimistischer dan andere Europeanen? Giessen geeft in een met vaart verteld reisverslag duiding van zeer uiteenlopende facetten van de Franse cultuur – de architectuur, de gastronomie, het diepgewortelde secularisme – en kantelt daarmee onze blik op iets wat we al dachten te kennen. Dat levert een heerlijk boek over Frankrijk op van iemand die niet alleen zijn liefde voor, maar ook zijn zorgen om dit schitterend bange land niet onder stoelen of banken steekt.

Van de breuklijnen in Frankrijk komen we bij de enorme kloof die er tussen Mexico en de VS bestaat, althans, in de retoriek die Trump hanteert. In Langs de muur van Trump reist Edwin Timmer langs de big beautiful wall. Tegen de kakofonie van meningen in, schetst hij een genuanceerd beeld van het dagelijkse leven in het uitgestrekte grensgebied. Wie denkt al het nodige over dit gebied te weten, leze dit belangwekkende boek, waarin Timmer meer dan in zijn correspondentschap voor De Telegraaf en Elsevier, niet alleen de ontluisterende corruptie en drugsoorlog belicht, maar ook de hartelijkheid van Mexicanen en de economische potentie van de streek. Ook Timmer doseert naar onze smaak uitstekend: feiten worden soepel geïntegreerd in een avontuurlijk verhaal, waaruit de verteller als een deskundig verslaggever, verteller - en marathonloper – naar voren komt, juist door niet nadrukkelijk zelf op de voorgrond te treden.

Als winnende boek koos de jury uiteindelijk voor een aangrijpende geschiedenis, een small history, die niet groot gemáákt wordt, terwijl hij dat juist wél is. Gecombineerd met een vaardige pen, met humor, kwetsbaarheid en journalistieke ambitie, levert dat niet alleen een prachtig literair reisboek op, maar ook een debuut dat veel belooft voor de toekomst. We verheugen ons op de projecten die mogelijk uit deze prijstoekenning voortvloeien. De VPRO Bob den Uyl Prijs 2019 gaat naar Mijn Poolse huis van Dore van Duivenbode.