Simeon Catharina is een groot judotalent. Bij de junioren was hij al ’s werelds beste. Nu wil hij dat bij de grote mannen worden.

Op het lichaam van judoka Simeon Catharina staat een datum getatoeëerd: 10 augustus 2015. Op die dag werd hij wereldkampioen onder de 18 jaar. 'Een machtig gevoel.' Maar dat WK was slechts het begin, als het aan de Haagse volksjongen ligt. Hij wil er graag nog wat data bij laten tatoeëren, het liefst die van de spelen van Tokio. Het is een jongensdroom, die hij ook najaagt in de naam van zijn vader.

Maar daarvoor zal Simeon de komende anderhalf jaar eerst voorbij zijn directe concurrent Michael Korrel moeten, in de categorie onder de 100 kilogram. En blessurevrij blijven natuurlijk. Zo stond 2018 lange tijd in het teken van het herstel van een vrij akelige hernia-blessure. Maar gelukkig is de weg omhoog inmiddels weer ingezet. De Haagse Beer won in oktober onder andere zilver tijdens de WK junioren op de Bahamas en maakte tijdens The Hague Grand Prix voor eigen publiek indruk tegen de nummer één van de wereld.

Het was sowieso één groot feest tijdens The Hague Grand Prix; een judo-toernooi van internationale allure. Waarbij de aandacht vooral uitging naar de zoon van de stad; Catharina dus. Voetbaltaferelen in de Sportcampus op het Zuiderpark, georganiseerd door de Haagse vrienden van Simeon zelf. Dat begon ‘s ochtends al met een fakkeloptocht. Zo’n tweehonderd Hagenezen die speciaal voor de gelegenheid in gedrukte t-shirts in optocht naar de sportcampus liepen, met de tekst ‘Vakkie Sfeer voor onze Haagse Beer’ op de borst. Er werd gezwaaid met groen-gele vlaggen, met Bengaalse fakkels en op aangeven van Saaf Berkhuijsen, boezemvriend van Catharina en de capo últra van dienst, werd de een na de andere yell aangeheven; ‘Simeon is zijn naam, de Haagse Beer… hij komt eraan! En van je héla héla héla ho-la-la hé!!’  

Het moet voor sommige judo-volgers een wat surrealistische aanblik zijn geweest, al die voetbaltaferelen op de tribune. Om tijdens het judotoernooi, met zo’n beetje álle internationale wereldtoppers op de mat, vooral spreekkoren voor ‘Sieeeeeemeon C-A-T-H-A-R-I-N-A!!’ te horen klinken. De rookie zou zijn supporters niet teleurstellen. En liet zijn potentie vooral zien tijdens de partij tegen de Georgiër Varlam Liparteliani. De nummer één van de wereld won weliswaar op punten, maar was na de partij dusdanig gehavend dat hij niets anders kon dan opgeven. ‘You are very good judoka’, gaf Liparteliani Simeon na afloop nog een compliment. Het was de bevestiging dat-ie er inmiddels stáát en een aanmoediging om vooral zo door te gaan bij de senioren.

Een mooie afsluiting van een jaar dat nog zo moeizaam begon. Of zeg maar gewoon; klote. Met een hoofdletter K. Allemaal de nasleep van die akelige hernia die hem velde tijdens de zomer van 2017, een blessure die niet alleen zijn judo-carriere leek te bedreigen. ‘Ik kreeg rond juli last van mijn rug, maar wilde perse meedoen aan het EK junioren. Ik kon daar meedoen om de prijzen’, aldus Catharina. ‘Dus ik heb lang doorgetraind, ondanks de pijn. Tot de dokter mij zag lopen. Ik liep inmiddels heel erg echt slecht, voelde niets meer in mijn rechter been. Toen gingen de alarmbellen af en is er snel een MRI gemaakt. Daaruit bleek dat ik een hernia had en dat de situatie zo ernstig was dat ik in een rolstoel kon belanden. Het betekende dat mijn jaar voorbij was. Geen EK en geen Haagse Grand Prix. Dat was een enorme domper’.

Waarom zou ik stoppen door een blessure? Dat zat er niet echt in bij mij.

Het ging mis tijdens de finale van een bondswedstrijd in Polen, waar Catharina zijn opwarming al had gedaan maar daarna lang moest wachten op het begin van zijn partij; ‘Ik dacht ‘shit, ik ben gewoon koud’ en dat is natuurlijk niet goed. Ik stapte de mat op en lag binnen 20 seconden in de houdgreep. Negen van de tien keer worstel ik me daar dan uit, maar dit keer niet. Als ik het filmpje van die partij terugkijk zie je ook dat ik mijn rug helemaal verdraai. Ik denk dat de pijn daar is ontstaan. Ik weet nog dat ik daarna op het podium zat en ik verging gewoon van de pijn, ik kon niets meer, moest bijna janken’.

‘Ik heb altijd gevoeld, 3 maanden lang, dat het niet goed zat. Maar ik heb dat onderdrukt, ook door veel medicatie te slikken, veel pijnstillers.De  wil om Europees kampioen te worden was zo groot. Al het negatieve schoof ik aan de kant. Waarom zou ik dan stoppen door een blessure? Dat zat er niet echt in bij mij’ 

Na een periode van revalidatie pakt Catharina in 2018 de draad voorzichtig weer op. Met kleine stapjes gaat ‘t vooruit. Niet té snel téveel willen, is het motto. Dat advies krijgt Catharina tijdens een telefoongesprek ook van Pieter van den Hoogenband, die ervaringsdeskundige is als voormalig herniapatiënt. De twee kennen elkaar van de Jeugd Olympische Spelen van 2015 in Tblisi, waar  Catharina vlaggendrager is namens de equipe van Van den Hoogenband. ‘het devise was veel plat op mijn rug liggen, niet teveel belasten en niet teveel lopen. Werken aan het versterken van mijn romp, zorgen dat alles weer heel sterk zou worden en rust, rust, rust’.

Rustig aan doen. Dat is nog niet zo makkelijk voor Catharina, die als 5-jarig jongetje ooit met judo begon om zijn tomeloze energie te beteugelen. ‘Ik heb eerst op zwemmen gezeten, maar volgens mijn moeder zat ik meer op de bodem van het zwembad dan dat ik echt aan zwemmen deed. Daarna hebben ze me op honkbal gezet, maar toen was ik meer bezig met bloemetjes plukken. En toen werd het dus judo, want mijn vader heeft vroeger ook gejudood. In het begin zat ik vaker voor straf aan de kant omdat ik van alles aan het uitvreten was, maar langzamerhand kwam er toch een soort van talent in mij naar boven’.

Talent waar jarenlang aan werd geschaafd door jeugdtrainer Vincent Krijgsman van de Haagse judovereniging Liu Gia Jen. ‘Vincent is mijn oude coach maar ik beschouw hem inmiddels als een boezemvriend. Hij heeft heel veel voor mij betekend. We hebben samen het WK junioren gewonnen. Ik weet ook zeker dat als ik hem niet had gehad dat ik hier niet had gezeten’.

Maar kleine jongetjes worden groot. En omdat de judobond voortaan centraal met de selecties traint op Papendal, krijgt de beloftevolle Catharina in 2017 een uitnodiging om in de bossen rond Arnhem te komen wonen. Het blijkt een behoorlijke overgang. Van de stadse drukte in Den Haag naar de rust in de bossen rond Arnhem. ‘In het begin miste ik mijn oude club. Het was er altijd heel gezellig, gingen we samen op reis, naar Belgie en naar Engeland met de hele vriendengroep van Lu Gia Jen. Er gebeurde altijd wel wat. Vincent hield wel van een lolletje en was altijd op mij gericht en nog slechts op een paar anderen. De bondscoaches zijn veel serieuzer. Die hebben nog twintig andere judoka’s onder hun hoede die ook aandacht willen. Daar was ik in het begin wel een beetje van in de war, om het zo maar te zeggen’.

Maar inmiddels woont Simeon al weer twee jaar op Papendal, en maakt flinke stappen. Zowel fysiek als mentaal. Het besef is er dat hij een enorm talent is, maar ook dat je er veel voor moet doen. En laten. Zoals een avondje stappen voor een belangrijke wedstrijd. Terwijl zijn vrienden dan wel gaan. Onder leiding van bondscoach John van der Meer traint hij bijna dagelijks met gevestigde namen als Henk Grol en Michael Korrel. De laatste is zijn concurrent voor een ticket naar Tokio. ‘Michael is ouder en heeft meer ervaring. Ik heb nog niet veel kansen tegen hem gehad maar ik weet gewoon dat als ik straks ben aangehaakt op dit niveau, dat ik dan ook van hem kan winnen’. Het is de bravoure die je van een belofte zou verwachten. Catarina: ‘Wat hij van mij vindt weet ik niet. Snap ik ook wel. Dat laat ik ook niet weten. Maar ik denk dat als je zelf bijna 25 bent en je ziet een pikkie zoals ik, dat je dan ook wel even denkt; dat zou wel eens een bedreiging kunnen worden’.  

Niet dat de twee vijanden zijn, maar vrienden is ook een te groot woord. ‘Michael is een sociaal persoon. We trainen samen, sparren. Hij zegt me gedag en ik zeg hoi. Maar verder is het heel simpel; we willen allebei de beste zijn. Hij wil naar Tokio. Ik wil naar Tokio. En iedereen die dat doel in de weg staat daarvan denk denk ik in principe; Ik wals gewoon over je heen, je bent mijn rivaal.

Alhoewel deelname niet ondenkbaar is, heeft Korrel op dit moment de beste papieren. Aan de andere kant ; je weet nooit hoe een koe een haas vangt. En Catharina leert snel. Bovendien houdt hij zich vooralsnog aan zijn eigen motto; je kunt een keer van me winnen, maar nooit een tweede keer. Was in de jeugd ook al zo. Toen veegde hij de tegenstandertjes, ook ouderen, gewoonlijk binnen een paar tellen van de mat. Opponenten die zich vaak al afmeldden als ze de naam Catharina op het wedstrijdformulier zagen staan. Zo sterk was-ie. Het gaf de jonge Catharina het zelfvertrouwen dat hij als kleine Haags knapie zo hard nodig had. ‘Ik was misschien iemand die uitstraalde dat ‘ie barstte van het zelfvertrouwen, dat was vaak niet het geval natuurlijk. Maar ik wilde nu eenmaal nooit mijn zwakke kant laten zien. En door judo voelde ik me machtig, heel erg machtig. Dat gevoel dat je alles en iedereen aan kunt, ook al was ik nog maar een broekje van 11 of 12 jaar oud, dat was wel heerlijk natuurlijk. En naar dat gevoel ben je eigenlijk constant op zoek. Ik sta met judo op en ik ga ermee naar bed’.

Allemaal voor die grote droom; deelname aan de Spelen van Tokio. Iedere dag gaat hij voor het maximale, zoekt de grens op en gaat daar soms een beetje overheen. Alles voor het hogere doel. Ook met zijn vader in zijn achterhoofd trouwens, die als beloftevol Curacao’s judoka ooit de Spelen van Moskou in het vizier had. Maar toen gooide de boycot roet in het eten en daarna kreeg de zorg voor zijn gezin voorrang. Het betekende het einde van een jongensdroom. Simeon: ‘Ik heb nu een kans om misschien wél de top te halen, een kans die hij nooit heeft gehad. Hoe hard hij ook is en hoe stoer mijn vader ook doet, ik weet gewoon dat het hem ook wel eens dwars zit. En ik zie ook dat hij ervan geniet als ik win en dingen bereik die hij nooit heeft kunnen bereiken. En dat vind ik mooi. Ik doe het vooral voor mezelf, maar het mooiste vind ik dat ik mijn ouders heel erg trots maak. En dat is misschien wel het allermooiste. Ik kan ze niet terug betalen wat ze ooit in me hebben geïnvesteerd, maar dit is dan wat ik terug doe voor mijn ouders’.