Laatst was ik uitgenodigd om een voordracht te geven tijdens het Egosphere evenement bij Foam Lab in Amsterdam. Het thema voor die avond was ‘het collectief versus het individu’.

Het was de bedoeling dat ik iets voordroeg over hoe ik het Nederlandse collectief zie. Ik vertelde verschillende anekdotes die lieten zien dat ik beetje bij beetje begon te begrijpen wat er eigenlijk achter de ogenschijnlijke afstandelijkheid zit die veel Nederlanders hebben ten opzichte van buitenlanders. De hypothese van mijn voordracht was: ‘Om in Nederland te integreren, moet je je verlangen naar hechte vriendschappen met Nederlanders aan de kant zetten. In een notendop: je individueel opstellen is als buitenlander de enige manier om bij het Nederlandse collectief te horen.’

Normaal gesproken, als een Nederlander een voordracht over integratie geeft aan een Nederlands publiek, kan hij tientallen vurige reacties verwachten. Maar na mijn laatste woord was het publiek ontzettend stil en aandachtig. Er kwamen nog een paar vragen ter verduidelijking van mijn punten en mijn afkomst. Maar van tegenspraak was geen sprake. Nadat ik de zaal verliet, kwam ik een paar mensen van het publiek tegen die mij vertelden dat ze mijn voordracht leerzaam en interessant vonden. Mijn voordracht had ze aangegrepen. Maar daar bleef het bij. Ik kreeg niet de indruk dat ze van plan waren om dieper contact met me te hebben.

En daar was het weer: kijken, kijken niet kopen. Eigenlijk het hoogste niveau van respect die Nederlanders aan een buitenlander kunnen geven; hem niet beoordelen of aanraken als ze hem niet begrijpen.

Wat aan het begin van de avond nog een hypothese was, is nu een conclusie geworden. 

Guangmian Kung (25) is een Singaporese oudluchtvaarttechnicus met het talent zich in ongewone Nederlandse situaties te werken. Om de drie weken schrijft hij voor Dorst een column in de VPRO Gids.